woensdag 27 mei 2009

geschiedenis van de stad groningen

Eerste menselijke bewoning


Nederland rond 2750 v.Chr.
De zandruggen werden al sinds het Neolithicum (5000-2000 v.Chr.) bewoond door mensen van Pre-Indogermaanse herkomst. De Hunebedden (52 in Drenthe, 2 in Groningen) zijn daarvan het bewijs. Het noordelijkste hunebed werd bij Delfzijl gevonden onder een dikke laag leem. Het andere Groningse hunebed ligt bij Noordlaren, vlak tegen de grens met Drenthe. Er moeten er meer zijn geweest, maar waarschijnlijk vielen die ten prooi aan stenenrovers. Van 3 hunebedden is zeker dat ze hebben bestaan. Ook andere archeologische vondsten bevestigen dat er in het huidige Groningen toen al bewoning plaatsvond.
In de vroege ijzertijd, 600-400 v.Chr. werden ook de lager gelegen leemgebieden bevolkt, doordat de zandruggen langzaam smaller werden. Sinds het einde van de Bronstijd (700 v.Chr.) hadden zich steeds meer Ingvaeones in het gebied gevestigd. Deze volksstam van de Westgermanen stamde oorspronkelijk uit zuidelijk Scandinavië. De naam Ingvaeones is afgeleid van de God Inguz. Inguz is een andere naam voor de Germaanse God Freyr. Stammen van de Ingvaeonen waren de Saksen, Friezen, Chauken, Jutten, Angelen, Warnen, Kimbren en Teutonen. De Friezen waren het meest actief in het gebied dat nu de provincie Groningen is.
Toch kan tot de periode 400-200 v.Chr. niet van een eigen Friese bevolking worden gesproken. In het gebied van het tegenwoordige Groningen smolt de Friese stam samen met de Falen, die oorspronkelijk uit het gebied ten noorden van de Eems stamden. Zij behoorden tot de Chauken.


Romeinse tijd
Julius Caesar had het Keltische Gallië (tegenwoordig Frankrijk en België) tussen 58 en 50 v.Chr. veroverd en de grenzen van het Romeinse rijk daardoor tot aan de Rijn verlegd. Toen keizer Augustus voor het eerst in 28 v.Chr. de grenzen tot aan de Elbe wilde uitbreiden kwamen de Friezen onder Romeins gezag. In hoeverre het huidige Groningen ook daadwerkelijk onder Romeinse heerschappij heeft gestaan is niet duidelijk. Wel heeft Plinius de Oudere gezien hoe de Chauken op terpen woonden en aarde als brandstof gebruikten in een boomloos land.
Drusus, de stiefzoon van Augustus en legeraanvoerder, kwam in 12 v.Chr. tot wapenstilstand met de Friezen. Hij liet ze slechts regelmatig belasting betalen in de vorm van koeienhuiden. Toen de belasting steeds hoger werd en de Romeinen steeds vaker Friese vrouwen en kinderen meenamen voor slavernij verzette de Friese bevolking zich tegen de bezetting. Bij de gevechten die volgden leden de Romeinen een nederlaag. Zij trokken zich terug en verlieten vervolgens het gebied.


De koning en de bisschop

Groningerland hoorde 1000 jaar geleden tot het Duitse rijk. Aan het hoofd daarvan stond een koning of keizer. Die laatste titel kreeg hij pas wanneer hij door de paus was gekroond. De koning had in de Friese kustgebieden en ook in Drenthe verschillende landerijen en hofsteden liggen. Namens hem zorgden ambtenaren voor het beheer ervan. Bijzonderheden zijn hierover niet bekend. We weten alleen dat 's konings greep op Groningerland erg zwak is geweest. In Drenthe heeft hij geprobeerd zijn zeggenschap te versterken door het bestuur over dat gebied op te dragen aan de bisschop van Utrecht (1024). Hoewel Groningen bij Drenthe hoorde schonk de koning in het jaar 1040 nog eens uitdrukkelijk ook zijn landgoed in de villa Cruoninga aan de bisschop, met inbegrip van het bestuur over het noordelijkste puntje van Drenthe, het Gorecht.

De villa Cruoninga was toen al belangrijk omdat er er een markt was. Het was vooral haar bijzondere ligging die deze nederzetting tot een voor de hand liggende handelsplaats maakte. Hoezeer de zandgronden van Drenthe en het noordelijke kustgebied ook van elkaar geïsoleerd waren, bij het noordelijkste puntje van de Hondsrug was over het water wel degelijk verkeer mogelijk. Vooral de Drentse A die ter hoogte van Groningen vlak langs de hoge gronden stroomde bood mogelijkheden voor goederentransport. Zo werd Groningen de plaats waar de producten van de zandgronden (hout, rogge) en het kustgebied (boter, huiden, vis) tegen elkaar konden worden geruild of verkocht. Een goed en veilig functioneren van de Groninger markt was in het belang van iedereen: voor de Friezen aan de kust en voor de Saksische bevolking van Drenthe.

Het rampjaar 1672

Aan de verbetering van de vesting Groningen is maar liefst twintig jaar gewerkt. De reden dat men met dit grote werk was begonnen was vooral de angst geweest voor een mogelijke terugkeer van de Spanjaarden. In 1648 was de oorlog echter officieel tot een einde gekomen zonder dat de nieuwe vesting ooit in de praktijk was getest. Het uur van de waarheid kwam echter toen vier grote Europese mogendheden zich op de Republiek wierpen. Frankrijk trok vanuit het zuiden op, de Engelsen landden in Holland en de aartsbisschop van Keulen en de bisschop van Münster, Christoph Bernhard van Galen, namen de oostelijke provincies voor hun rekening. De Nederlandse defensie stortte in als een kaartenhuis en het land leek verloren.

De beide bisschoppen hadden zich echter verkeken op de vesting Groningen, haar sterke ligging en de onverzettelijkheid van haar bevolking. Een speciaal voor deze gelegenheid ingehuurde commandant, de ervaren Carl Rabenhaupt, had bevel gegeven de lage landen ter weerszijden van de stad onder water te zetten. Daardoor konden de belegeraars de stad niet omsingelen en bleef hun niets anders over dan te proberen de stad met bombardementen vanuit het zuiden tot overgave te dwingen. Wekenlang werd de stad beschoten met kogels, zwerfkeien, vuurpijlen en "stinkpotten". Hierdoor verwierf de Münsterse bisschop zich de bijnaam "Bommen Berend". De bisschoppelijke legerleiding liet ook wel loopgraven in de richting van de vestingwallen aanleggen, maar vanaf de bolwerken zaaiden de verdedigers met hun kanon- en musketvuur daarin dood en verderf.

Op 28 augustus 1672 was het plotseling voorbij. De bisschoppelijke legers trokken zich terug. Het duurde nog enkele jaren voordat er officieel een punt achter de oorlog werd gezet, maar het taaie verzet van de Groningers had voor het keerpunt in de strijd gezorgd.


Expansie
In de jaren na 1950 werd de stad Groningen groots uitgebreid. Zo was Groningen tot de slechting van de wallen nog net zo groot als in de 17e eeuw. In het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw was de stad al wel wat uitgebreid, onder meer door de annexatie van Helpman, maar dat bleef een bescheiden uitbreiding. In de jaren vijftig en zestig ontstond met name aan de zuidkant een aanzienlijke uitbreiding, wijken als Corpus den Hoorn en De Wijert werden toen gebouwd. In de jaren zeventig en tachtig werd de stad verder uitgebouwd aan de noord- en oostkant, zowel industrie als woningbouw.
Aardgas
In 1951 begon de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij) met het zoeken naar aardgas in de provincie Groningen. Boringen bij Haren leverden niks op. De boring in 1955 bij Thesinge leverde wel een klein beetje op. Pas in 1959 werd het gasveld bij Slochteren gevonden. Door een boring bij Kolham werd het ontdekt, maar men had geen idee van de omvang. Na trillingen en nieuwe boringen werd dit pas duidelijk. In 1963 werd besloten het hoofdkantoor van de Nederlandse Gasunie naar Groningen te verplaatsen, wat na veel tegenstrubbelen uiteindelijk ook gebeurde in 1968. Sinds 1994 zetelt de Gasunie in een markant gebouw in de stad. In 1997 werd een van de twee ondergrondse aardgasopslagplaatsen van Nederland bij het Groningse Grijpskerk aangelegd.
Blauwestad
In 1997 werd begonnen met het Blauwestad-project. Dit project houdt in dat het stuk land tussen de plaatsen Winschoten, Beerta en Midwolda weer onder water komt te staan. Hierdoor is een recreatieplas ontstaan waar allerlei voorzieningen omheen worden gebouwd. In 2005 werd het project gestart door Koningin Beatrix die de kraan voor het meer opende. Volgens de planning zal dit project in 2016 worden voltooid. Het project symboliseert ook het (voorlopig?) einde van de akkerbouw in het Oldambt. Land dat op de zee was gewonnen, wordt aan het water teruggegeven.

dinsdag 26 mei 2009

Een overzicht van de prehistorie

De prehistorie

Wat tegenwoordig Nederlands grondgebied is, wordt al heel lang door mensen bewoond. Het deltagebied van de Noordwest-Europese rivieren is aanvankelijk het terrein van nomaden. De oudste sporen van bewoning zijn waarschijnlijk van soortgenoten van Homo Heidelbergensis oftewel Homo Erectus, of van Neanderthalers geweest. Die zijn in een grot bij Maastricht gevonden. Vanaf de 2e eeuw vestigingen zich Germaanse stammen permanent in het gebied van de Nederlanden. Deze Germanen kwamen vanuit het oosten en trokken in stammenverplaatsingen naar het westen. Dit was het begin van de Volksverhuizing, die haar hoogtepunt rond 400 na Chr. zou krijgen. Ca. 100 voor Chr. vestigen Germaanse stammen zich blijvend in de Lage Landen: Kaninefaten langs de kust, Tubanten in het oosten, Bataven langs de rivieren, Friezen in het westen en noorden.

Vanaf 14000 v. Chr.: paleolithicum (de oude steentijd)
Zo'n 14.000 jaar v. Chr. leven er rendierjagers in het wijdse toendragebied. Zij breken geregeld hun tenten op om de jaarlijkse trekbewegingen van de kudden te volgen. Toen rond 12.000 v. Chr. het klimaat warmer werd na de laatste ijstijd, de Würm-IJstijd toen Nederland een toendragebied was waar mammoeten en vooral rendieren leefden, kwamen hier de eerste echte mensen (Homo Sapiens). Dat waren jagers, vissers en verzamelaars die eenvoudig gereedschap gebruikten dat van hout, botten, huiden en tanden was gemaakt. Werktuigen die hard moesten zijn, zoals pijlpunten, messen, bijlen of hamers werden van steen gemaakt. Vandaar de naam Steentijd.

Vanaf ca. 8000 v.Chr.: mesolithicum (de midden steentijd)
Vanaf 8500 jaar v. Chr. verbetert het klimaat zienderogen. Berk en den veroveren de toendra en later vormen hazelaar, eik, iep en els uitgebreide bossen. Mens en dier passen zich hier wonderwel bij aan. Terwijl de rendierjagers met hun kudden steeds noordelijker trekken, komen nieuwe bewoners onze gewesten binnen. Kustbewoners vissen en jagen langs steeds veranderende rivierlopen, moerassen, kreken en stranden. Zij bouwen vlotten en kano's, waarmee ze over grote afstanden kontakten met elkaar onderhouden.

Vanaf ca. 5300 v. Chr.: neolithicum (de nieuwe steentijd)
Landbouwers uit het Donau-gebied, die op zoek gaan naar vruchtbare gronden, komen omstreeks 5300 v. Chr. als pioniers op de lössgronden in Limburg terecht. Ze verwijderen -met hun grote geslepen vuurstenen bijlen en dissels- bossen om akkers aan te leggen, houden vee, bewaren voedsel en zaaigranen in aardewerken potten, maken naast lederen ook linnen kledij en bouwen huizen van wel 35 meter lang. Omstreeks 4900 v. Chr. is het verdwijnen van deze boeren even verbazingwekkend als hun komst. De jagers/verzamelaars hebben het bos weer voor zich alleen. Langs kusten en rivieren in het noorden lijken vissers en jagers geleidelijk aan meer voordeel te zien in kleinschalige veeteelt en akkerbouw naast hun jagersbestaan. De vochtige bodem laat dat echter alleen toe op de hogere zandruggen in Drenthe.

4500 - 3700 v. Chr.: Swifterband cultuur
Ongeveer 4500 v. Chr. proberen vissers in combinatie met landbouw-kennis een bestaan op te bouwen in de buurt van het huidige Urk. Ze maken aardewerk met een typisch puntige bodem en houden kleine koeien. Het lijkt een tussenvorm van jagers/verzamelaars en landbouwers.

3500 - 2900 v. Chr.: Hunebedbouwers en het Trechterbeker volk
De steeds groeiende vraag naar vuursteen leidt zelfs mijnbouw, waarbij men in het Limburgse Rijckholt omstreeks 3500 v. Chr. tot op dieptes van 15 meter vuursteenlagen aanboort. Later zal het gebruik van brons en nog later ijzer die activiteiten afzwakken. Vanaf 3500 v. Chr. wordt landbouw (incl. veeteelt) op de hoger gelegen gronden voor velen hoofdbron van bestaan. Boven de rivieren zijn boeren vooral aangewezen op het Drents plateau. Daar hebben ze een tijd lang hun doden in hunebedden begraven. Beneden de rivieren vinden ze lange tijd hun bestaan naast de jagers/verzamelaars. Ze kappen wat bos om akkertjes aan te leggen, die ze jaren later uitgeput achterlaten. Op de armere zandgronden vormen deze de eerste heidevelden, waar de boer zijn vee (o.a. een klein soort schaap) op laat grazen. Men leert wol te spinnen en te gebruiken als kleding.

Vanaf 3000 v. Chr.: volksverhuizing
Vanaf 3000 v. Chr. lijken vissers, jagers en boeren zich steeds meer met elkaar te mengen. Volkeren uit het Verre Oosten bedreigen echter hun vreedzame nederzettingen. Vanuit Azië dringen paardrijdende herders snel Noord-Europa binnen en kappen bossen om weilanden aan te leggen voor hun vee. Ze vormen een gevaar voor de akkers van de boeren. Gewapend met strijdhamers verwerven zij zich een plaats in deze maatschappij. Ook zij gaan eeuwen later vreedzaam op in de plaatselijke bevolking.

2400 - 2000 v. Chr.: het Klokbekervolk
Langs de hele Atlantische kust tot aan Noord-Afrika, maar ook op de Veluwe en in eilanden de Middellandse Zee leven volkeren met een identieke soort aardewerk. Op de Veluwe lijken de eerste metaalbewerkers te horen tot dit volk. Een smid gebruikt grote, rechthoekige stenen aambeelden om koperen "tongdolkjes" te maken. In Spanje zijn identieke dolkjes gevonden. Op Malta komen daar nog stenen bouwwerken bij die dienen als heilige plek.

2000 - 800 v. Chr.: de bronstijd
Nederzettingen staan met elkaar in contact. Houten paden worden aangelegd tussen nederzettingen. Zelfs veengebieden worden opengelegd door de aanleg van veenbruggen. Buitenlandse handelaren maken van deze paden gebruik om de nieuwste "Europese" snufjes aan de man te brengen. Ca. 1500 v. Chr. verhandelen ze vee, graan, zout en sieraden, barnsteen en bont, tin, koper en brons en misschien ook bijenwas voor de bronssmelters. Ze trekken van Portugal tot Zweden, van Engeland tot de Alpen, van Skandinavië tot de Middellandse zee.
Veel profijt hebben "onze" boeren hiervan niet gehad. Hun wollen kledij, hun vee, graan en honing hadden weinig "internationale" waarde. Zelfs als smeden hier ook erin slagen ijzeren voorwerpen te maken, zal hun eigen ijzeroer nauwelijks verkoopwaarde hebben. De laatste periode in onze prehistorie wordt gekenmerkt door grote periodes van koud en vochtig klimaat. Dit heeft een rol gespeeld bij de vele volksverhuizingen, die merkbaar zijn tot in de Lage Landen. Het oorlogsgeweld, waarmee het elders bij Germanen, Kelten/Galliërs en mediterrane volkeren gepaard ging, is hier niet merkbaar. Op de zandgronden neemt de bevolking geleidelijk aan toe tot zo'n 4 inwoners per km 2. Verlaten kuststreken van Noord-Frankrijk tot Denemarken worden in gebruik genomen voor veeteelt en landbouw. Wanneer omstreeks 300 v. Chr. het zeepijl stijgt, werpen de bewoners, ook Friezen genaamd, terpen of wierden op ter bescherming van have en goed.

800 v. Chr. - 50 na Chr.: de ijzertijd
Beneden de rivieren merkt men geleidelijk aan het ontstaan van rijk en arm, van grootgrondbezitter en afhankelijke. De leider, die vaak ook een militaire functie vervult, laat zich begraven met wapens en bezit. Vooral in de Ardennen en Henegouwen ontstaat een rijke Keltische/Gallische cultuur, door ijzer- en goudwinning rijk beslagen. Deze nieuwe adel slaat munten en bewoont grote burchten, die door de Romeinen slechts moeizaam veroverd worden. In de Kempen is de Keltische uitstraling gering, hoewel ook hier enkele munten zijn gevonden. De komst van de Romeinen stoort veel meer de vrede in dit gebied. De boer zal er jarenlang lijdzaam verzet plegen vanuit de verraderlijke venen en moerassen. Uiteindelijk zal ook hij zich neerleggen bij de nieuwe situatie.

maandag 25 mei 2009

hunebedden, dat ze nog bestaan.

Het is een wonder dat er überhaupt nog hunebedden te bewonderen zijn in Nederland. Al in de Middeleeuwen sloopte men uit godsdienstige overtuiging de heidense tempels. De stenen vormden natuurlijk een dankbare fundering voor de te bouwen kerken, die de afgoderij met wortel en tak wilden uitroeien. Omstreeks 1730 gebruikte de overheid Drentse keien, waaronder hunebedstenen, om de zeedijken te vernieuwen. En ook platte vernielzucht was de oorzaak van het verval van hunebedden. Als gevolg daarvan bevonden de meeste hunebedden zich aan het begin van de 20e eeuw in deplorabele toestand. In 1918 bleken na inventarisatie slechts zestien stuks in redelijke goede staat te bevinden.

Wat waren de witte wieven?

Of je nu een struise boerendochter, stoere knecht of tanig keuterboertje was; in oostelijk Nederland was vroeger iedereen bang voor de witte wieven. in de 12de eeuw werd al over ze gesproken. Wie na donker ergens heen moest, keek altijd goed om zich heen. Die mistflard, was dat niet een wit wief? Het volksgeloof in deze nevelheksen is nu een beetje verdwenen, hoewel plaatselijke VVV's het nog in leven houden. De witte wieven worden door mythologen in dezelfde categorie ingedeeld als heksen, feeën, engelen en andere vrouwelijk mysterieuze wezens. in sommige sagen verrichten ze goede daden, in andere veroorzaken ze ongelukken, of doden ze zelfs kinderen. in Frankrijk heten Dames blanches, de duiters kennen Frau Holle, en de Ieren zien ze als de White ladies.

zaterdag 23 mei 2009

Alexander Bell pleegde fraude

De telefoon; wie heeft hem uitgevonden? je zou zeggen dat dat dus Alexander bell zou zijn, maar toch is dit niet waar. dit heeft het Amerikaanse congres beoordeeld in 2002. Bell kreeg in 1876ten onrechte een octrooi op de sprekende telegraaf. dit apparaat was eigenlijk het ontwerp v an de in New York wonende italiaanse uitvinder Antonio Meucci. Meucci stuurde in 1872 een beschrijving van het apperaat naar het telegraafbedrijf Western Union. de directeur had geen intresse. in dit bedrijf werkte samen met Bell, en hij heeft via via waarschijnlijk het idee onder ogen gekregen. en de rest van het verhaal is bekend.

donderdag 21 mei 2009

pokerhulp

ik wil hier wat vertellen over poker en welke site's of programma's je kunnen helpen met het online poker.
allereerst vind ik dit programma erg goed om je te helpen bij het online poker.
en de reden waarom ik dit vind is eigenlijk erg simpel. dit programma geeft je een goede kijk in wat voor tegenstanders je tegenover je hebt, en hoe je er tegen zou kunnen(moeten) spelen. en deze site is erg interessant neem maar eens een kijkje.



Geschiedenis van piraten

Vanaf het begin van de scheepvaart in de oudheid heeft piraterij bestaan, onder andere Chinese piraten, Barbarijse piraten aan de Middellandse Zee en in de Nieuwe Wereld.


Piraten vechten om een schat uit Book of Pirates van Howard Pyle
Het eeuwenoude verschijnsel van de piraterij hoort nog steeds bij de huidige internationale zeescheepvaart. Piraterij betekent het roven van goederen of het ontvoeren van mensen in verband met losgeldvordering of slavenhandel. De oorsprong van de piraterij valt samen met het begin van de scheepvaart. Met het opkomen van de overzeese handelsvaart en het bijbehorende waardetransport breidde piraterij zich snel uit.
Zeerovers vielen eender welk schip aan, van welke nationaliteit ook. Met hun doodskopvlag in de mast haalden ze de slachtoffers in, want hun schepen, meestal kotters en schoeners, waren sneller, kleiner en manoeuvreerbaarder. Ze beschoten eerst met hun scheepskanonnen hun slachtoffers, praaiden en enterden dan de schepen. Met enterhaken trok men de schepen bijeen, zodat ze tijdens de gevechten aan boord niet zouden afdrijven. De gevechten aan dek waren hevig en meedogenloos, met zoveel vechtende manschappen bijeen op de relatief kleine dekruimtes. De overlevende slachtoffers werden dan over de valreep in zee gedreven, afgemaakt of meegevoerd voor losgeld, als het een belangrijk iemand was.
Zo ook bevochten de Filibusters (verbastering van het Nederlandse vrijbuiters) en de Boekaniers in de 17e eeuw en begin 18e eeuw de Spaanse schepen die vanaf Midden-Amerika, via de Caraïben, naar Spanje zeilden met rijke buit. Op de Caraïben waren zelfs nederzettingen aanwezig, piratennesten van vogelvrij verklaarden. Ook vrijbuiters, zoals piraten en zeerovers hadden hun uitvalbasis op deze eilanden of Jamaica. Een bekende piratenhaven was bijvoorbeeld Tortuga ook wel: Île de la Tortue (schildpadeiland). Een zeerover, die in handen viel van de nationale autoriteiten, kreeg zo de strop, aan de galg of men werd opgehangen aan de hoogste ra.
Kapers in dienst van een overheid bedienden zich van dezelfde methodes als piraten. In 1856 werd deze door de staat geautoriseerde piraterij in de Verklaring van Parijs officieel afgeschaft, maar nog in de twee wereldoorlogen van de twintigste eeuw gebruikte men de kaapvaart als middel van zeeoorlog. Er waren al eerdere pogingen geweest om kaapvaart te verbieden. Al in 1785 sloten de Verenigde Staten en Pruisen een vriendschapsverdrag waarin dit werd opgenomen. Vanaf 1792 probeerde Frankrijk zonder succes dit op te nemen in verdragen met andere landen. Ook de poging van de Verenigde Staten in 1823 om met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Rusland tot een dergelijk verbod te komen mislukte.

Geschiedenis van koffie

Ik wil in dit artikel wat gaan vertellen over koffie. het ontstaan van koffie, de teelt er van en ander gebruik van koffie. Wist u bijvoorbeeld dat u koffiedik kunt gebruiken als compost voor planten die van zure grond houden, zoals bijvoorbeeld de rododendron of de lelie.

De geschiedenis van koffie

Er zijn verschillende legenden over koffie. De bekendste is die van Kaldi,een geitenhoeder uit Jemen. Deze bemerkte op een nacht dat zijn geiten ongewoon levendig waren en rond een struik met dieprode bessen sprongen en dartelden. Kaldi proefde van de bessen en al gauw danste hij ook in het rond. Mohammedaanse monniken in de nabije omgeving vingen over dit voorval geruchten op. In het klooster hadden de Imam en zijn derwisjen nogal eens moeite wakker te blijven tijdens de nachtelijke gebedswaken, wat de Imam ertoe bewoog zelf de bessen eens te proberen. Nadat hij de bessen had geproefd bleven ze allen wakker tijdens de bidstonden 's nachts, terwijl hun geestvermogen onaangetast bleef, zo niet verscherpt werd. Het nieuws verspreide zich snel van klooster naar klooster, door het hele Arabische rijk. In 1718 memoreerde Abbé Massieu dit gebeuren in een gedicht met woorden van deze strekking:

De monniken, stuk voor stuk, als de avond nadert, zijn levenslustig rond de pot bijeen vergaderd. De dageraad sindsdien als zij verscheen, verraste hen nooit weer in loze ijdelheên.

Vanaf de 6e eeuw schijnt er in Jemen al koffie gekweekt te zijn, maar pas in de 13e eeuw werden de bonen geroost en werd er een drank van gebrouwen, zoals wij die nu min of meer kennen. Laat in de 15e eeuw werd in Mekka (of Mocca) het eerste koffiehuis geopend. Qahwah werd al gauw zo populair dat het de verboden alcoholische dranken verving. Koffiebonen mochten de Arabische landen niet verlaten, tenzij ze eerst gekookt of gebrand waren, zodat ze niet meer als zaden gebruikt konden worden. De Arabieren wilden natuurlijk niet hun handelsmonopolie opgeven. Een Indiër, Baba Budan, wist toch enkele koffiebonen mee te smokkelen en plante ze in zijn landstreek Chikamalgur in het zuiden van India. Van de nakomelingen van deze struiken namen de Nederlanders de zaden mee waarmee ze hun plantages op Ceylon (Sri Lanka) zijn begonnen in 1658 en op Java in 1699. Vele jaren lang zou Javakoffie de belangrijkste ter wereld zijn. De introductie van koffie in Europa verliep via Turkije naar Italië rond 1600. Via Italië verspreidde koffie zich naar Frankrijk en de rest van Europa. Rond 1645 werden in Italië de eerste koffiehuizen geopend en in alle belangrijke steden van Europa koffiehuizen en cafés. Tot ongeveer 1720 werd 90% van de koffie door de Verenigde Oost-Indisch Compagnie (V.O.C.) betrokken uit de havenstad Mekka aan de Rode Zee en kwam 10% van Java. Vijf jaar later was die verhouding omgekeerd en tegen het einde van de 18e eeuw waren koffie en suiker de belangrijkste handelsproducten van de V.O.C. Evenals thee kende ook koffie zijn voor en tegenstanders. Vooral de Nederlander Cornelis Bontekoe (ja, dit is zijn echte naam) heeft veel in het werk gesteld om koffie te propageren. Hij achte het een probaat middel tegen onder andere scheurbuik, jicht en een slechte adem. Thee werd aanvankelijk vooral door de hoogste klassen gedronken, terwijl koffie meer de drank van de gegoede middenstand was.

Feiten en cijfers
Koffie is economisch gezien van zeer groot belang. Het is, na olie, zelfs het belangrijkste wereldhandelproduct. In de koffie industrie zijn ruim 20 miljoen mensen werkzaam en per dag worden er meer dan 100 miljoen koppen koffie gedronken.
De totale wereldproductie van koffie bedraagt in het oogstjaar 2003/04 volgens het United States Department of Agriculture (USDA) ongeveer 105 miljoen balen van 60 kilogram. Hiervan maakt de Robusta productie 38,5% uit (33% in het voorgaande oogstjaar) en de Arabica productie 61,5% (67% in 2002/03. De meeste koffie wordt gedronken door mensen in de leeftijdsgroep van 30 tot 40 jaar.

Koffiesoorten

Braziliaanse Santos: Beste koffie uit dit land en gekweekt in de omgeving van Sao Paulo. Zachte smaak, weinig bitter of zuur.

Colombiaanse Medellin: Rijke, volle smaak. Afkomstig uit de Medellinstreek.
Medellin Excelso heeft de hoogste kwaliteit.

Costa Rica: Zachte, stevige, lichtzure, geurige koffie die veel in melanges verwerkt wordt.

En zo zijn er nog meer koffie soorten.

Goed koffiezetten

De koffie: Deze dient zo vers mogelijk. Hoe recenter geroost en gemalen, hoe beter het resultaat zal zijn. Gebruik de juiste verhouding koffie en water (zie punt 7).

Het water: Gebruik vers koud water uit de kraan. Met zacht water valt betere koffie te zetten dan met hard water, maar gebruik geen kunstmatig zacht gemaakt water. Zet geen koffie met kokend water: de ideale temperatuur is 94 graden. Wacht na het water koken een minuut met opschenken.

Properheid: Het koffiegerei dient heel schoon te zijn. Was de pot na gebruik altijd in sop en spoel hem goed na. Sporen van oude koffie in de pot tasten de smaak van de vers gezette koffie aan.

Schenk de koffie zo spoedig mogelijk nadat hij gezet is. Koffie die enige tijd staat wordt onaangenaam bitter.

Koffie mag nooit koken; het resulterende brouwsel is vrijwel ondrinkbaar.

Verhit koffie niet opnieuw; alleen in een magnetronoven kan dat met enig succes.

Verhouding koffie/water: De exacte hoeveelheid die nodig is hangt af van de manier van zetten en van persoonlijke voorkeur. Het soort koffie dat men gebruikt is niet van invloed. Wie minder koffie gebruikt dan aanbevolen is, krijgt ook met kwaliteitskoffie geen goed resultaat. Wees dus niet zuinig met koffie. Voor methoden waarbij fijngemalen koffie gebruikt wordt, zoals de meeste filtermethoden, kan met iets minder koffie worden volstaan dan bij methoden met grover gemalen koffie. Over het algemeen is 1 volle eetlepel koffie op een krappe 2 1/2 dl water de juiste verhouding.

Warme koffiedranken

Irisch koffie: Doe twee theelepels bruine suiker in een glas. Doe twee eetlepels whiskey in het glas, en schenk er hete, sterke koffie op. Goed doorroeren. Houd een dessertlepel omgekeerd boven de koffie in het glas en giet er langzaam geklopte, maar niet stijfgeslagen, room over. De room hoort op de koffie te blijven liggen.

Koffie Balalaika
is een variant op de Irish koffie, alleen wordt er wodka in plaats van whiskey voor gebruikt.

Koffie rituelen

In de hele Arabische wereld is koffie een symbool voor gastvrijheid. In Soedan en Oeganda worden bonen uitgewisseld als een vriendelijke begroeting.

Koffie is zo lang een wezenlijk onderdeel van het Turkse leven geweest, dat een straatbeeld met koffiebedelaars heel gewoon was. En kwam men op straat een bekende tegen, dan getuigde het van slechte manieren als men hem geen koffie aanbood.

Wanneer een Turkse jongeman een vader om de hand van diens dochter vroeg, moest hij beloven dat zijn dochter nooit gebrek aan koffie zou kennen. Gebeurde dat toch, dan zou dat een goede reden voor een echtscheiding zijn.

Ander gebruik van koffie

In sommige delen van Afrika laat men de koffiebessen tot een koffiewijn fermenteren. In Ethiopië worden de bladeren geroosterd en wordt er een soort meel van bereid. De Galla stam eet verpulverde koffiebessen met dierlijk vet tot balletjes gekneed.

In Japan wordt wel gebaad in een mengsel van koffiedik en gegist ananas pulp om de huid te reinigen en te verwennen. Japanners blijven een half uur in zo'n bad zitten. De gefermenteerde ananas geeft warmte af; het bereikte effect lijkt op dat van een sauna.

Drie of vier vers gebrande koffiebonen in de asbak van de auto zal de sigarettegeur absorberen en de auto een tijdje fris houden.

woensdag 20 mei 2009

Wat kun je met kruiden doen

Verschillende culturen gebruiken al duizenden jaren kruiden ter verlichting of zelfs ter genezing van veelvoorkomende gezondheidsproblemen. Recente onderzoeken wijzen erop dat veel beweringen over kruiden juist zijn.


De eerste schriftelijke meldingen van geneeskrachtige toepassingen dateren al uit de 16e eeuw.

Blauwe bosbes extract kan op elk gewenst tijdstip worden ingenomen. Er zijn geen negatieve effecten bekend over het gebruik door zwangeren of vrouwen die borstvoeding geven.

Toepassingen.
Bevordert gezichtsvermogen in donker en reguleert aanpassing bij fel licht.
Helpt bij allerlei oogaandoeningen waaronder diabetische retinopathie, staar en maculadegeneratie.
Verlicht spataderen en aambeien. Vooral heilzaam bij zwangere vrouwen.


Brandnetel
Het blad van de brandnetel heeft waardevolle reinigende, ontgifftende en vochtafdrijvende eigenschappen.
Het helpt bij allerlei huidaandoeningen, waaronder acne, en bij artritis problemen op hogere leeftijd.

Toepassingen.
Helpt ontstekingen remmen bij eczeem, huiduitslag en gewrichten.
Helpt overtollig vocht af te voeren en verlicht bij urineweginfecties.
Verlicht allergische klachten, vooral van hooikoorts.
kan prostaatklachten verminderen

Brandnetelwortel kan heilzaam zijn voor mannen met een vergrote prostaat met een andere oorzaak dan kanker.
Gebruik bij vocht vasthouden, allergieën, eczeem, hevige bloedingen en jicht:
Drink driemaal daags een kop brandnetel thee. U kunt ook een kompres met brandnetel thee op pijnlijke gewrichten aanbrengen.

Aloë vera
Aloë vera is een vetplant uit de leliefamilie waarvan de vlezige bladeren een gelei bevatten die veel wordt gebruikt voor plaatselijke behandeling van huidproblemen.

Toepassingen.
Geneest lichte brandwonden (ook zonnebrand), sneetjes en schaafwonden, insectensteken, kleine zweertjes en bevriezingen.
Verlicht de jeuk bij gordelroos.
Kan ook helpen bij wratten.
Verzachtend bij indigestie en dikke darmklachten.

Dosering.
Uitwendige toepassing: breng de gelei of crème ruim aan op de aangedane huid. Inwendige toepassing: driemaal daags een halve tot driekwart kop sap; of een a twee capsules.
Aloë vera verzacht het badwater, dit is vooral prettig als u last hebt van zonnebrand.
Voeg twee kopjes aloë sap toe aan het badwater.

Het onstaan van de landbouw

Na de laatste ijstijd rond 800 V.C. gaven de mensen in Europa het rond zwervende bestaan van jagers-verzamelaars op en gingen zich vestigen in permanente gemeenschappen.


Landbouwrevolutie
Een groep jagers komt net terug van een succesvolle jachtexpeditie. Ze zijn tevreden over hun resultaat, maar ook vermoeid van de lange toch en willen graag even rusten op een schaduwrijke plek langs de rivieroever, waar hun vrouwen en kinderen op hen wachten. De jagers hebben enorme dorst: de zon heeft de hele dag gebrand, maar ze hebben tijdens de jacht geen water gevonden en er is ook niets waarin ze water hadden kunnen meenemen. Later, bij het kampvuur, verkwikt door eten en drinken, morren sommige mannen mogelijk over hun continue, vermoeide trektochten.
Konden ze maar altijd in hun veilige kamp aan de oever van de rivier wonen. Maar waar zouden ze dan van moeten leven? De leefstijl van de jagers-verzamelaars was onafhankelijk en egalitair, maar het leven zal zelden eenvoudig zijn geweest.
Het idee om zich permanent te vestigen had duidelijk aantrekkingskracht, met name toen het klimaat tegen het einde van de laatste ijstijd verbeterde. De landbouw revolutie begon met het veranderende denkwijze, die ertoe leidde dat rondtrekkende jagers-verzamelaars zich op den duur wilden vestigen. In de daaropvolgende millennia bouwden ze een leven op als boeren en veefokkers. Het begin van de verstrekkende sociale en economische veranderingen die we nu kennen als de Neolithische revolutie.

De effecten van klimaatverandering
Aan het einde van de ijstijd stegen de temperaturen relatief snel tot hedendaagse niveaus. Gletsjers smolten en de zeespeigel steeg, zodat laagliggend land werd overstroomd. Rond deze tijd werd Engeland gescheiden gescheiden van het continent en rond 7750 v.C. doorbrak de Middellandse Zee de Bosporus en stroomde het water naar de Zwarte Zee. De kustlijn van de Zwarte Zee verschoof meer dan 1 Km landinwaarts, zodat de daar wonende herders met hun kudden hun nederzettingen moesten verlaten. De stammen trokken langs de Donau richting Midden-Europa en voerden daar de landbouw in.
Bewijs voor deze migratie is het feit dat de oude sporten van Europese landbouw in de zuidoosthoek van het continent zijn gevonden. Bovendien kwamen de meeste vroege gecultiveerde planten, zoals emmerkoren en gerst, niet van nature in Midden-Europa voor, ze moesten van elders zijn meegenomen.
In de zelfde tijd dat de eerste boeren naar Midden-Europa trokken, veranderde ook de vegetatie in het gebied ten gevolge van de klimaatsverandering. Het warmere weer leidde tot het ontstaan van eiken, berken en iepenbossen.
Hoe de landbouw in Midden-Europa ook begon, de belangrijkste factor voor de ontwikkeling ervan was de gedachte om zaden, graankorrels en knollen te verzamelen en in de grond te stoppen. Dorpelingen die die moeite namen, konden de volgende herfst de opbrengst oosten en deze provisie opslaan voor de komende wintermaanden.

Uitvindingen
De seizoenen en vooral de loop van de zon waren van groot belang voor de boerengemeenschappen, want daarop stemden ze het moment van zaaien en oosten af. Sensationeel bewijs dat de Neolithische mensen al lange tijd de hemel observeerden, werd in 2002 gevonden, toen Duitse archeologen bij een opgraving in de vallei van de rivier de Saale het waarschijnlijk oudste astronomische observatorium van Europa bloodlegden. Het circa 7000 jaar oude bouwwerk bestond uit drie ronde houten omheiningen, waarvan de openingen waren uitgelijnd net de zonsopkomst en zonsondergang bij zomer en winterzonnewende.
De landbouw leidde ook tot andere uitvindingen, zoals de ontwikkeling van nieuw stenen gereedschap. Al snel ontdekte men dat het mogelijk was om graan te oosten met de eenvoudige vuurstenen messen.[IMAGE=50515095914=RIGHT][/IMAGE]
Daarom ontwikkelden ze de eerste sikkels - gebogen stukken hout of gewei waarin een lemmet werd geklemd dat met dennenhars werd vastgelijmd. Met dit nieuwe gereedschap konden bundels graan veel gemakkelijker worden geoogst.
Een andere uitvinding uit die tijd was de bijl met geslepen blad. Hadden mensen tot nu toe alleen gespleten en behakt, nu leerden ze hoe ze de bladen op steenplaten konden slijpen. Met deze nieuwe bijlen konden de boeren veel sneller en met minder inspanning bommen vellen. De vraag naar boomstammen nam om diverse redenen toe. Zo werden er van uitgeholde boomstammen boomstamkano's gemaakt, die gebruikt werden voor visvangst.

Huizen
Het meeste hout werd gebruikt voor de huizenbouw. Circa 7500 jaar gelden begonnen mensen in Midden-Europa hun primitieve lemen hutten te verruilen voor steviger bouwwerken van stenen en leem. Er verschenen ook sterke gemeenschapsgebouwen, vooral in de kuststreken en langs de rivieroevers. Deze grote, rechthoekige bouwwerken hadden meestal vijf rijen palen en waren doorgaans 40 m lang en 5 tot 8 meter breed.
De muren waren gemaakt van gevlochten tenen of van gespleten hazelaarberken of populierentakken. Het geheel werd bedekt met vochtige klei of koeienmest, Die bij het drogen hard werd.
Er werd gekookt in koepelvormige ovens die op een vuurvaste ondergrond van klei of steen stonden; de rest van de vloer was bedekt met ruwhouten vloerdelen.

Handel in vuursteen
De handel in vuursteen floreerde in de Neolithische periode. Kleur en samenstelling van vuursteen worden bepaald door zijn vindplaats en zo kan relatief eenvoudig worden herleid welke weg het vuurstenen gereedschap door Europa aflegde. Een vuursteen mijn bij het huidige Maastricht voorzag klanten in een straal van ongeveer 400 km van vuursteen. Scandinavisch vuursteen kwam diep in Midden-Europa terecht.
Rond 4000mv.C. woonden de meeste mensen in permanente woningen. Ze werkten in georganiseerde groepen en konden zich nu op grote bouwwerken richten die kenmerkend werden voor de daaropvolgende Megalitische periode.