woensdag 7 september 2011

Samenleving in egypte

Vlakbij de rivier de Nijl konden de Egyptenaren veel grond verbouwen. Het kaartje hiernaast geeft dat aan. Het groene gedeelte wordt de Nijldelta genoemd. Hier vertakt de Nijl zich in 7 kleinere stukken. De letters geven aan welke produkten er verbouwd werden :

A = rundvee fokken

B= varkens fokken

C = Geiten fokken

D = verbouwen van gerst

E = druiventeelt

F = Dadelpalmen (dadels zijn eetbare vruchten)

G = Verbouwen van vlasplanten voor het weven van linnen (voor kleding)

H = Verbouwen van sesam, omdat in het sesamzaad veel olie zit.

I = Verbouwen van de papyrusplant, voor het maken van papier, boten, touw, manden en sandalen

Wat hadden de Egyptenaren nodig van andere landen ? (importprodukten) :

Timmerhout voor het maken van schepen, meubels en doodskisten. Brons voor het maken van wapens. IJzer (pas van 1000 v. Chr.) , Ivoor, Wierook, Mirre, Olie en exotische dieren (dieren die niet in Egypte leefden, zoals Apen, jachtluipaarden, bavianen en boskatten.)



Werken
De meeste Egyptenaren werkten voor de overheid. Al het land was eigenlijk van de farao (koning), dus iedereen moest de helft van de oogst aan de koning geven als een soort belasting. Een deel van de belasting werd gebruikt voor het leger, een ander groot deel bewaarde men in grote schuren. Want als de oogst volgend jaar mislukte, hadden ze tenminste nog te eten. Als je geen belasting wilde of kon betalen, dan werd je voor de rechter gesleept. Daar werd je geslagen, daarna ondervraagd, en daarna weer geslagen. Er waren geen advocaten, dus je moest jezelf verdedigen. Maar de rechters werkten voor de farao, dus meestal werd je gestraft. Alleen de farao kon de doodstraf geven. Er waren geen wetten op papier gezet, maar alle uitspraken van de rechters werden opgeschreven. Die kon je dan lezen in de bibliotheek.

Huizen
Alle huizen werden van kleisteen gebouwd. (Dat is klei, die door de warmte van de zon hard is geworden.) Alle beroepen leefden door elkaar heen. Het platte dak gebruikte men soms als koele slaapplaats. Er waren geen bankstellen, kasten, tafels, tapijten, boekenkasten of matrassen op het bed.

Voedsel
Het voedsel van de arme mensen bestond uit brood, bier, groente en wat verse of gedroogde vis. Iets rijkere mensen aten dadels, granaatappels, vijgen, vlees (vooral rundvlees) en dronken wijn van dadels of druiven. Het slechte gebit van sommige mummies wijst erop, dat de Egyptenaren (te) veel zoetigheid aten. Vlees of vis was moeilijk lang te bewaren, daarom droogde men de vis in de hete zon. Daarna werd de vis in as weggelegd.

Kinderen
De Egyptenaren hielden veel van kinderen. Veel jonge kinderen stierven jong. Om het kind te beschermen tegen gevaar, kreeg het kind een amulet om. De kinderen deden eenvoudige spelletjes. Ballen, zweeptollen, houten poppen, diertjes van hout of klei, stokken om mee te kegelen, sporten, zwemmen, bordspelen, muziek maken.(geen notenschrift) Meisjes werden vaak met hun poppen begraven.

School
Sommige jongens gingen naar school in de tempel. Onderwijs duurde 10 jaar en het was gratis. Toch gingen veel kinderen niet naar school. Ouders wilden liever dat hun kind geld ging verdienen. Als je spijbelde, kreeg je houten blokken om je enkels. We weten niet hoeveel meisjes er konden schrijven, maar een aantal meisjes heeft het gekund. De meeste kinderen hielpen op het land of hielpen thuis.

Rekenen

De Egyptenaren kenden maar 7 cijfertekens. De nul (0) kenden ze niet. Ook vermenigvuldigen (keersommen) en delen waren onbekend. Om te vermenigvuldigen, schreven de Egyptenaren de getallen iedere keer op en telden ze op. Voorbeeld : 4 x 35 = 35 + 35 + 35 + 35 = ....

Elk jaar had 12 maanden. Iedere maand had 3 weken van 10 dagen. De laatste 5 dagen van het jaar waren godsdienstige feestdagen. Een schrikkeljaar kenden de Egyptenaren niet.


Vrouwen
In de tijd van het oude Egypte hadden de vrouwen best een goed leven. Vrouwen mochten gewoon winkelen of met hun man op stap naar vrienden. Bij een geboorte waren ouders even blij met een meisje als met een jongetje. Vrouwen hadden recht op eigen bezit en mochten zelf geld verdienen. Ze konden werk zoeken als vroedvrouw, zangeres, muzikant, priesteres of als marktkoopvrouw. Als haar man haar sloeg, kon zij hem voor het gerecht slepen. Als de man van haar scheidde, moest hij haar blijven onderhouden.

2 opmerkingen: